|
||||||||
Het zal zowat een jaar geleden zijn, dat ik in deze kolommen met veel graagte de lof mocht zingen over “The Diary of Robert Reverie” van de Noorse band Needlepoint. Die band was de pop-uitlaat van gitarist Bjorn Klakegg, een kerel die doorgaans in jazzmiddens actief is, maar kennelijk ook een popkantje in zich wist. Klakegg is ook muziekleraar en één van zijn leerlingen, Mattias Krohn Nielsen, werd zijn partner in deze nieuwe band en hij bracht ook bassist Magnus Tveten en drummer Tore Ljokelsoy mee aan boord, zodat de band zich als kwartet op het opnemen van de tien tracks van deze plaat kon storten. Dat gebeurde blijkbaar in Klakeggs buitenverblijfje, waar de vier ongestoord en ver van alle gewoel konden werken. Het resultaat waar ze mee naar buitenbomen behoort tot het beste wat dit jaar tot nu toe te bieden heeft; pop, zeer zeker, maar ook flinke porties progrock, zij het minder dan bij Needlepoint, en rootsgetinte songs, die het midden houden tussen latere Beatles en Wilco. Toen de plaat hier voor het eerst opstond, kwam mijn wederhelft vragen of dit nieuw werk van Paul Simon was. Niet dus, al heeft de stem van Bjorn wel iets van die van Simon. Nochtans leunt ze zeer zeker dichter bij die van Nick Drake aan, wat ons meteen naar de jaren ’70 van vorige eeuw brengt. In dat decennium moet je ook de groepsklank situeren: hel lijkt wel alsof je deze band al tijdenlang kent, terwijl dit hun eerste plaat is. Vertrouwd geluid dus en dat draagt zeker bij tot het effect dat deze plaat op de luisteraar heeft: dit is parelend fris als een zomerbries en tegelijk kan de muziek dienen als dekentje, voor het moment waarop de zomeravond een beetje koeltjes begint aan te voelen. Heel knappe (samen)zang, melodieën, die klinken alsof ze heel organisch ontstaan zijn, muzikanten die elkaar de ruimte geven en niet mordicus haantje de voorste willen zijn…het zijn allemaal dingen, die van deze plaat een waarlijk pareltje maken: de seventiesklank biedt ruimte genoeg voor gitaaruitstapjes die je meer dan eens aan de jonge Knopfler doen denken, maar tegelijk verliest het kwartet nooit en nergens de song zelf uit het oog. Ik beschik hier thuis over een stel extra oren, die heel vaak maar twee of drie beluisteringen nodig hebben om een plaat goed of af te keuren. Deze keer was het oordeel van mijn betere helft ronduit positief, in haar eigen woorden “vanwege de helderheid en de toegankelijkheid van de songs”. Wie zal ik zijn om dat tegen te spreken? Ik denk er niet aan, want, zoals zo vaak, heeft ze ook nu weer gelijk. Mocht u even willen proeven, begint u best bij “In The Garden”en “Yellow Umbrella”, de twee die lichtjes, heel lichtjes boven de rest uitsteken. Volgens mij dan toch, maar ik vind dit vooral als geheel een geweldige plaat. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||